In 2019 hoorde ik voor het eerst een moeder vertellen onder welke vreselijke omstandigheden ze haar kind destijds had moeten afstaan. Ik vond het verbijsterend dat ze vanwege haar onbedoelde zwangerschap zowel binnen de samenleving werd gediscrimineerd, als ook door haar familie. Toen ik me in deze geschiedenis begon te verdiepen, bleek dit eerder trend dan incident. Een jaar lang interviewde ik tien bijzondere vrouwen uit alle delen van het land, en allemaal vertelden ze hoe ze tijdens hun zwangerschap waren weggestopt alsof ze een criminele daad hadden begaan. Veelal was er op hen ingepraat om hun baby af te staan, niet alleen door familie, maar ook door huisartsen, pastoors, maatschappelijk werkers, psychologen, en noem maar op. In geen enkel geval werd er aan henzelf gevraagd wat ze zou willen, en na de bevalling werden ze vaak geinstrueerd om er nooit meer over spreken. Alle menselijkheid leek gaandeweg te verdwijnen, ook in de hulpverlening.
In Afstandsmoeders probeer ik grip te krijgen op de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren door uitvoerig te spreken met tien vrouwen die dit overkwam.